Vraag het mijn moeder en ze zal beamen dat ik nooit groene vingers heb gehad. Je zou, als het op mijn tuinierskwaliteiten aankomt, bijna gaan denken dat ik er één van de melkboer ben, met een wandelende plantenencyclopedie als moeder en een vader die al sinds z’n 16e ‘in de bloemen’ zit. Maar ik had nooit de minste interesse om met m’n vingers in de grond te wroeten.

Het is niet dat ik nooit de kans heb gehad om de interesse te laten groeien (mooie woordspeling trouwens wel). Ik heb slechts één jaar van mijn achtendertigjarige leven op een etage met een balkonnetje van 1 bij 2 meter gewoond, en verder altijd de luxe van een tuin gehad. Zowel in het ouderlijk huis als later, in een fase waarin ik duidelijk nog niet wie ik echt was, ging samenwonen en nog later, toen ik op mijn eigen stekkie in Gorinchem neerstreek.

Rode roos in bloei

Ik heb het geprobeerd. Toen ik hier net kwam wonen, lag er een slecht gelegd tuintegelpaadje die een lapje met onkruid bezaaide grond in tweeën deelde. Samen met m’n moeder, maakte ik er een heuse tuin van, inclusief planten in alle kleuren van de regenboog en cacaodoppen om de groei van onkruid te saboteren. Maar het werkte niet. Ik gaf geen water, had geen zin om onkruid te wieden en als ik wel zin had, trok ik de verkeerde planten uit de grond.

Ik gaf het op en liet de boel betegelen, met slechts één overgebleven plant, die er, ondanks jarenlange erbarmelijke omstandigheden, nog steeds staat en nog leeft. Z’n naam is me even ontschoten, ondanks het turen naar meterslange lijsten met Latijnse namen, kom ik er maar niet op. Maar dat tuinieren, dat werd niets, totdat ik vorig jaar een voorzichtige poging deed, nadat ik een schutting had geplaatst en wat leuke tuinmeubeltjes had gekocht voor op m’n terras.

Passiflora

Dat probeersel leek redelijk goed aan te slaan. Ik verzamelde een stuk of vier planten om me heen, gaf ze zo nu en dan water (als ik het niet vergat) en ondanks dat er twee maanden later al één was overleden en na de strenge winter nog een tweede, was het zaadje voor wat toch misschien een voorzichtige interesse kon worden, geplant.

Weer zo’n mooie beeldspraak trouwens. Dit jaar ging ik aardig los op plantengebied, ik ontdekte dat planten kopen een licht verslavende factor had, speurde de folders na op handige tuinaccessoires, schafte een Gardena slangenwagen aan en gaf mijn plantjes netjes zoveel water als ze maar wilden hebben.

Oranje Begonia

Wat er toen gebeurde was ongelofelijk. Alsof ze met z’n allen hadden afgesproken dat ze me zouden belonen op het moment dat ik echt lief voor ze zou zijn, gingen ze bloeien en groeien als een idioot, kreeg zelfs de Hosta die ik vorig jaar bijna had weggegooid, omdat ie op sterven na dood was, prachtige bloemen.

De nieuw aangeschafte Clematis (klimop) is inmiddels al eens zo groot als toen ik hem kocht en heeft sinds kort ook prachtige paarse bloemen. Deze kleurrijke openbaring gaf me een weldadig gevoel en meer motivatie om mijn groene oase in potten goed bij te blijven houden.

Lavendel

Trots ben ik ook wel een beetje, dat ik al minstens 20 planten bij naam ken, dat ze überhaupt blijven leven (als je ziet hoe ik met mijn planten omging, zou je niet denken dat ik een hond, twee katten én mezelf in leven kan houden) en omdat er blijkbaar toch een beetje groen DNA is meegekomen met m’n geboorte.

Gister las ik een boek waarin stond dat mensen op middelbare leeftijd vaak de genoegens van tuinieren ontdekken. Nu vind ik mezelf niet middelbaar, maar het begint aardig op gang te komen. Dat genoegen dan, hè!