Voor iets wat er niet is en misschien nooit komt. Een vraag die ik in diverse vormen voorbij heb zien komen. Als oprecht gestelde vraag, soms als verwijt. Maar hoe leg je iemand uit hoe een angststoornis werkt. Dat het geen kwestie is van je vermannen, een knopje omzetten of gewoon even afleiding zoeken en het uit je hoofd zetten.
Ik heb al vaker geschreven over m’n angsten, een angststoornis dus. Vaak gepaard met medisch onderbouwde informatie waar de gemiddelde leek nog minder van snapt, dan iemand uitleggen dat je doodsangsten uit kunt staan voor iets waarvan je niet eens zeker weet of het er is.
Omdat mijn angststoornis een item is wat me, tegen wil en dank, de laatste tijd vrijwel dagelijks bezighoudt, wil ik er toch weer iets over schrijven. Nu misschien wat minder technisch dan de vorige keren, omdat ik gewoon zo graag wil dat mensen het begrijpen, of het althans proberen.
Want dat onbegrip, zorgt ook vaak voor een vicieuze cirkel: Schaamte om me nog langer te uiten, bang voor het zoveelste vooroordeel. Mijn gevoelens inslikken om vervolgens op te merken dat in m’n lijf een steeds hoger spanningslevel ontstaat, waardoor ik ook lichamelijke klachten krijg. Waar ik met mijn angst voor kanker weer bang van word. En het cirkeltje is rond.
Iedereen is weleens bang. Voor de tandarts, voor dat examen wat je niet verwacht te halen, een beoordelingsgesprek, een grote spin, een auto die wel heel hard op je af rijdt of andere dingen.
Het verschil tussen gewone angst en een angststoornis, is dat bij een angststoornis de angst niet in verhouding is tot het gevaar. Oké, dat klinkt weer niet echt als Jip-en-janneketaal, maar ik weet niet hoe ik het anders moet uitleggen.
Maar daar zit ’t ‘m nu juist in. Bij normale angst kun je vaak nog wel relativeren: Joh, het loopt niet zo’n vaart. Die spin is banger van mij dan ik van hem, die auto ziet mij echt wel en ik heb mijn best gedaan, dus dat examen zal ik best wel halen.
Bij een angststoornis worden dingen nogal uit zijn verband gerekt. Letterlijk. Op het moment dat je bang bent, geloof je je eigen angstgedachten, kun je niet meer relativeren en bedenken dat er waarschijnlijk niets aan de hand is.
Het is een onzichtbare ziekte.
Mensen vermoeden het vaak niet
en als ze het eenmaal weten,
zijn ze vaak verbaasd.
Dat is voor mij ook een deel wat ik lastig te verkroppen vind. Ik ben een intelligent mens en durf daar ook trots op te zijn. Ik geloof in de wetenschap, maar ben ook een gevoelsmens. Mijn intuïtie laat me zelden in de steek, mijn gevoel klopt meestal.
Behalve dan, wanneer het op die angst aankomt, want dan klopt het nooit. Maar hoe klote is het, wanneer je dat gevoel, die rots in de branding waarop je altijd kon vertrouwen, opeens moet zien als een leugenaar. Ik ben dan ook vaak geneigd om mijn angsten te geloven. Want als mijn gevoel zegt dat het niet goed is, dan zal het ook wel zo zijn. Maar hoe leg je dat aan iemand uit?
Hypochondrie is eigenlijk de exacte benaming van mijn angststoornis (er zijn er talloze), maar ook weer niet helemaal. Mensen met hypochondrie zijn erg bang om (ernstig) ziek te worden en dood te gaan.
Ze kunnen hartkloppingen ervaren en vervolgens zweren dat ze doodgaan. Bij mij is er maar één ziekte waar ik bang voor ben, en dat is kanker. Maar dat is wel uitgerekend een ziekte waar je veel over hoort en die ook zo’n beetje overal in je lichaam kan voorkomen.
Gister bedacht ik een mooi voorbeeld van hoe mijn angst voor kanker werkt. Waarom ik zo over de rooie kan gaan als ik een bultje voel of een moedervlek ontdek die naar mijn idee niet oké is.
Stel, je bent bang voor spinnen, maar weet eigenlijk niet hoe een spin eruit ziet, dus zie je in elk insect een spin, want het zóu er toch maar eens één zijn! Dat is precies hoe dat bij mij werkt. Ik weet namelijk niet hoe een kwaadaardige tumor eruit ziet of aanvoelt, wat het met mijn lichaam doet. Ik sla alarm bij elk bultje wat ik voel, want het zóu eens fout zijn.
Ik ben 15 jaar geleden zwaar depressief geweest en kreeg toen ook met veel onbegrip te maken, terwijl depressie in de volksmond toch al meer bekend en geaccepteerd is dan een angststoornis.
Toch blijft het moeilijk en blijf je met vooroordelen te maken krijgen. Waar mensen zich een voorstelling kunnen maken hoe het is om een gebroken been te hebben, zelfs al hebben ze zelf nog nooit één botje gebroken, lijkt ’t een onmogelijke opgave om een voorstelling te maken hoe het is om een psychische aandoening te hebben.
Deze blogpost is overigens niet bedoeld om zelfmedelijden te uiten of om aandacht te vragen. Het enige waar ik op hoop is begrip. Voor mezelf, maar ook voor anderen met een angststoornis, in wat voor vorm dan ook.
Het is een onzichtbare ziekte. Mensen vermoeden het vaak niet en als ze het eenmaal weten, zijn ze vaak erg verbaasd. Dat neem ik niemand kwalijk, want wat je niet ziet, kun je ook niet weten. Maar juist daarom wil ik er toch weer over schrijven.
Je hebt toch geen slecht leven, doet leuke dingen, hoe kun je dan toch zo in de put zitten? Ja, dat kan. En nee, dat is geen kwestie van ‘niet willen zien’ hoe goed je het eigenlijk hebt en een partij ondankbaar zitten wezen. Het is een soort overmacht. Waarom denk je anders dat de laatste tijd vaak moe ben?
Omdat ik vanaf het moment dat ik uit bed kom totdat ik m’n ogen sluit, bezig ben om mezelf bezig te houden, overeind te houden, vooral niet te laten merken dat ik me klote voel, want dan ben je gelijk zo’n negatieve zeurdoos die alleen maar een dozijn halfvolle glazen ziet.
Natuurlijk heb ik ook goede periodes. Momenteel duren die meestal niet langer dan een weekje, maar ik ben dankbaar voor elke goede dag, week of zelfs uur dat ik heb. Juist als het voor langere tijd minder goed gaat, leer je om nog meer dankbaarheid en waardering te hebben voor dingen die wel fijn en goed en mooi zijn. Dat is dan weer de positieve kant ervan. En dat is ook hoe ik het wil blijven zien. Ik bijt me vast in die wil om positief te blijven. Dat is mijn strohalm.
Hoe denk jij over psychische problemen? De ver-van-je-bedshow?
Of heb je er zelf ook weleens (indirect) mee te maken gehad?