Gisterochtend om 11:46 uur, is mijn vader op een 66-jarige leeftijd overleden. Op de allereerste dag van maart kreeg hij te horen dat hij ongeneeslijk ziek was en mogelijk nog enkele maanden te leven had.

Dertien dagen later is hij er niet meer. Een ‘kortstondig maar hevig ziekbed’, zoals ze dat zo keurig noemen. Maar hoe schokkend het ook is, ik ben blij voor hem. Hij heeft nooit willen lijden. Geen seconde. Niet aan ziekte, niet in een tehuis. Gewoon niet.

Ook voor mij kwam het nieuws als donderslag bij heldere hemel. Ik had mijn vader sinds begin mei niet meer gezien, omdat hij inmiddels grotendeels in de Filipijnen leefde. Sinds augustus was er zelfs geen contact meer.

Om redenen die ik nog altijd niet ken, begon hij me te negeren. Zoiets is al vaker voorgevallen en als de aap dan eindelijk uit de mouw kwam, soms maanden van stilte verder, was het altijd iets onbenulligs waar hij zich vreselijk over opgewonden had.

Ik was altijd degene die probeerde dan toch de eindjes aan elkaar te breien, dingen op te lossen waar ik eigenlijk niet eens een probleem zag. Ook dit keer deed ik talloze pogingen, maar zijn toon werd steeds grimmiger en vanaf het moment dat ik merkte dat mijn gezondheid onder de situatie ging lijden, besloot ik het motto “accept the things you cannot change” na te leven. Ik leerde het een plekje geven, liet het voor wat het was en dat was dat.

Met mijn vader in Duitsland

Mijn moeder noemde zulke situaties onlangs heel typerend botsing van ego’s en ik denk dat daar wel iets in zit. Zelf heb ik allesbehalve een groot ego, maar wel een karakter waar je niet omheen kunt. Een goed ontwikkeld eigen willetje, een sterk geventileerde eigen mening en op zijn tijd ook een flinke dosis koppigheid en trots.

O ja, en wat moeite met emoties uiten. Ik kan in geuren en kleuren vertellen over dingen die ik voel, de meest gedetailleerde psychologische beredeneringen orakelen, maar het daadwerkelijk uiten, is weer een heel ander verhaal. Ik lijk veel op m’n vader.

De stilte duurde voort, tot het moment dat ik op die bewuste eerste dag van maart ’s avonds om half tien gebeld werd met ’t nieuws over m’n vader. Ondanks dat ik me over de Mount Everest heb moeten zetten en me ook totaal geen houding wist te geven, zat ik een uur later wel in het ziekenhuis.

In de periode daarna heb ik hem zo vaak mogelijk bezocht. Ik wilde er voor hem zijn, for what it’s worth. Al merkte ik duidelijk dat hij me zelfs toen nog op afstand hield. Ook nergens over wilde praten. In elk geval niets persoonlijks. Toch bleef ik proberen toenadering te zoeken.

Twee dagen voor zijn overlijden, was daar dan eindelijk respons. Toen ik zaterdag na weer een bezoekje afscheid van hem nam, strekte hij zijn arm naar me uit en hield mijn hand even vast. Kneep er een paar keer in.

Dat was alles, maar ik ben er heel dankbaar voor. Waarom hij me niet toe wilde laten, niet wilde praten toen hij daar nog toe in staat was, ik zal het nooit weten, maar het geeft niet. Hij heeft nu rust. Hij was al zo lang zoekende naar iets wat hij nooit vond.

Zijn rust geeft mij ook kracht om hier op een goede manier mee om te gaan. Om kalm te blijven, te berusten in wat is en wat niet is. Te leren omgaan met talloze vragen die nooit beantwoord zullen worden. En ook om te dealen met een wrange situatie die rondom het overlijden van mijn vader is ontstaan, die ’t voor mij nog moeilijker maakt.

Let it be. Die heb ik al vaak gequote de laatste tijd. En vanmorgen herinnerde ik me dit citaat van Jake Remington: “Fate whispers to the warrior: You cannot withstand the storm. And the warrior whispers back: I am the storm.”

Regenboog-roos

Na het telefoontje gisterochtend, heb ik me gestort op het maken van een mooi plaatje voor op Facebook en beheren van zijn Facebookprofiel. Ik plaatste daar ook een bericht en richtte de pagina zodanig in dat zijn profiel een postuum eerbetoon zou worden.

Al snel stroomden de berichten binnen. Bijzonder en ontroerend om te zien, hoeveel m’n vader voor zoveel mensen betekend heeft en dat mensen de herinneringen aan hem daar nu ook met elkaar delen.

Mooi en opvallend ook, hoeveel mensen hem benoemen als zorgzame, lieve man en vaderfiguur. Iemand die er voor je was als je het moeilijk had. Terwijl ik hem zelf nooit als zorgzaam heb gekend, maar vooral als een ietwat afstandelijke man, die zijn emoties niet kon uiten. Als ik ergens mee zat en hij daarvan wist, motiveerde hij me om m’n kiezen flink op elkaar te zetten en me eroverheen te zetten. “Want ’t leven gaat door.” Dat was mijn vader voor mij.

Desondanks vind ik het fijn om te zien dat hij er voor anderen wél was. Dat geeft mij rust en ook bevestiging dat hij een doel heeft gediend in dit leven. Dat hij zijn taak heeft volbracht. Ik ben absoluut niet gelovig en hou niet van zweverige toestanden, maar ik geloof er wel oprecht in dat elk mens een doel dient in dit leven. Dat je iets betekent. Al is het maar voor één iemand.

En nu is hij er dus niet meer. Ik heb niet gehuild, ik heb ’s avonds ter ere van hem de grootste en dikste biefstuk bij de supermarkt gescoord en die thuis in de pan gemikt met een klont boter. M’n vork geheven en gezegd: “Deze is voor jou…”

Ik zei ’t al eerder. Ik lijk in veel dingen op m’n vader. Sowieso speelt alles zich bij mij altijd intern af. Verdriet, woede, angst. Name it. Dat is soms meer een vloek dan een zegen, maar het is nu eenmaal zo. Accept the things… Dat dus.

Wat blijft, zijn herinneringen aan een markant man en vader. Een vader die me liefde voor biefstuk en motoren bijbracht, die de tweede helft van zijn leven doorbracht als vrijbuiter. De man die ooit knakworstjes kookte in de waterkoker, meer van zijn Ierse Wolfshonden heeft gehouden dan van wie ook en die als grote reus opvallend veel liefde koesterde voor iets teers als bloemen en planten.

Een vader die me als kind verhaaltjes van vroeger vertelde (lees: veel kattenkwaad), elk mogelijk rijbewijs in zijn bezit had en geen enkele buitenlandse taal sprak, maar zich overal verstaanbaar kon maken. Een man die zijn voetsporen achter liet…

Welterusten…. Het ga je goed.

Mijn vader in Gorinchem