Het is vandaag 17 dagen geleden dat Bas overleed, twee weken en een paar dagen dus. En ondanks dat het enerzijds misschien nog ‘vroeg’ is, vind ik het moeilijk om te merken dat er geen enkele vooruitgang in mijn ‘toestand’ zit. Naast het feit dat ik me sowieso ook voor kan stellen dat er genoeg mensen zullen zijn die ‘t vrij overtrokken zullen vinden dat ik zó gigantisch instort na het overlijden van m’n hondje.

Zoals ik in één van mijn eerdere teksten of in berichtjes op Twitter heb vermeld, had ik het zelf ook niet zó erg verwacht. De klap is veel groter, intenser en ontwrichtender dan ik ook maar kunnen denken en draait niet alleen om verdriet en verlies, maar om een combinatie van factoren die ik niet nóg eens uit ga leggen, omdat ik dat volgens mij al meerdere keren heb gedaan.

De afgelopen dagen heb ik weer nieuwe dieptepunten bereikt, vaak weet ik gewoon niet meer wat ik met mezelf aan moet. Ik herken mezelf niet eens in de persoon die ik nu ben. Ik ben verdorie een Steenbok, stabiliteit is my middle name. Ik raak niet snel van de leg of over de kook, emoties tonen is me doorgaans vreemd.

Ik kan me momenteel dankzij de alprazolam en met de nodige moeite nog redelijk oké houden tegenover de buitenwereld, maar dat is eigenlijk ook niets meer dan de schijn ophouden. Zonder lukt ‘t helemaal niet, ook na tweeënhalve week nog niet. En nu ben ik een soort wandelend emotioneel wrak waar ik me nog voor schaam ook.

Afgelopen zondag op maandagnacht was het alsof er een knop omging. Ik voel me zó onbegrepen, ongekend in mijn verdriet en wanhoop, het is alsof ik in een luchtbel zit en kan praten wat ik wil, maar dat niemand me écht begrijpt. Zoveel mensen komen met adviezen, cliché praatjes en suggesties, vaak echt heel goed bedoeld, hoor.

Maar er is niets bij waar ik iets mee kán. Dat is geen onwil of dwarsigheid, het is puur een kwestie van uit ander hout gesneden zijn. Als de één gek is op pindakaas en de ander op chocopasta is dat toch ook geen kwestie van goed of slecht en kun je van de ander toch ook niet verwachten dat hij hetzelfde lekker vindt als jij? Dát dus.

Toen ik wakker werd en de zwarte ellende in mijn hoofd direct weer aanwezig was, heb ik geen moment getwijfeld, ben in m’n fietskleren geschoten en op pad gegaan. Ergens voelde ‘t alsof ik nog ergens op moest wachten, ik kon nooit zomaar van huis.

Maar er is niets meer waarvoor ik thuis moet blijven of nog thuis hoef te komen en ik wilde weg. Zo ver mogelijk. Geen plan, geen route, gewoon op de pedalen en gaan. Telefoon op vliegtuigstand, niet bereikbaar, niet traceerbaar. Gewoon niets.

Enerzijds is mijn behoefte aan contact momenteel een eerste levensbehoefte, maar ik loop tegen zoveel muren aan, zoveel ‘ja, maar’ en ‘je moet’. Elke vorm van steun of begrip lijkt aan voorwaarden verbonden en de druk is soms gewoon te groot.

Ik ben ook eerlijk over het feit dat ik niet eens wist of ik nog terug zou keren, omdat ik nog steeds de wens heb om Bas achterna te gaan, om het nog vrij netjes te zeggen. Als het juiste moment en de juiste manier zich had voorgedaan, mijn drang zo groot was geworden dat het voor mijn gevoel ‘nu moest’ had ik dit niet meer geschreven. Ik voelde me daar ook heel kalm over. Een soort berusting. Maar ik ben er dus nog.

Ik ben in eerste instantie via de Merwedebrug naar Werkendam gereden, heb daar bij HEMA nog een stickervel met goudkleurige folieletters gehaald waar ik nog naar op zoek was voor m’n ‘BasBoek’ (waar ik nog altijd aan moet beginnen) en een pakje met granenrepen voor onderweg.

Daarna de polder in, alweer langs die Vervoorne molen waar ik twee dagen eerder ook nog langs was gefietst, vervolgens ‘immer gerade aus’ via een smalle fietsdijk, uiteindelijk tot ver voorbij Nieuwendijk.

Ter hoogte van Hank twijfelde ik of ik nog verder af zou zakken richting de Bergsche Maas, of via de polder tussen Dussen en Almkerk langzaam aan weer ‘omhoog zou klimmen’. Lange afstanden fietsen gaat me wonderbaarlijk goed af na anderhalf jaar praktisch stilstand, maar ik ben de afgelopen twee weken al een paar keer onderweg overvallen door plotselinge hevige vermoeidheid en als zoiets op een flinke afstand van huis gebeurt, heb je dus wel een serieus probleem.

Ondanks dat ik op dat moment al zo’n 25 kilometer op had zitten door de omweg via Werkendam en allerlei slingerpaadjes, koos ik toch voor de ‘kortste route’ en dook ter hoogte van Dussen de polder in, waar ik ter plekke op het idee kwam om – nu ik toch in de buurt was – even een bezoekje te brengen aan de prachtige Noordeveldse molen. Dit is een waterwipmolen net zoals we er hier in Gorinchem ook twee hebben, maar stiekem vind ik deze mooier, ondanks dat ik over het algemeen stellingmolens nog het allermooist vind. Ik hou meer van dat compacte.

Ondanks dat m’n moeder achteraf vertelde dat je niet het terrein van de molen (of de molen zelf) op mag, heb ik écht goed gekeken of ik een verboden toegang bordje zag en niet gevonden, dus de gok gewaagd en via het opstapje in het hek het grasveldje op gelopen en zelfs de steile houten trap beklommen, tot aan het bovenhuis.

En net als wat ik vorige week vrijdag nog had ervaren toen ik op de stelling van de Hoop in Veen stond, was er opeens weer dat moment van rust. Alsof de wind even wegvalt en er even niets is. Geen verdriet, geen wanhoop, geen zorgen. Alleen ik en die eeuwenoude molen. Dat moment was voor mij echt goud waard.

Vervolgens mijn fiets (die van bovenaf wel een peuterfiets had geleken) weer gepakt en verder gereden. Via de polder richting Almkerk, waar ik na drie rondjes door het dorp eindelijk de Albert Heijn had gevonden, waar ik even een broodje wilde halen om ter plekke op te eten en ook een flesje versgeperst sinaasappelsap kocht.

The long and winding road

Niet veel later de gevaarlijk drukke N322 (provinciale weg) overgestoken om via weer een ander smal polderweggetje langs Zandwijk en Uitwijk uiteindelijk uit te komen in Woudrichem. Ik heb sommige stukken zelfs gelopen, om even gewoon echt de stilte van de polder tot me te kunnen nemen. En stiekem ook omdat ik af en toe toch wel een beetje last kreeg van zadelpijn.

Ondanks dat ik nog met gemak de pont naar huis had kunnen pakken, heb ik dat niet gedaan en ben ik gewoon over de dijk langs Oudendijk en Sleeuwijk en over de brug weer terug naar Gorinchem gereden. Al met al best wat uurtjes onderweg geweest en 50 kilometer gereden en eigenlijk nergens gestopt om écht even te rusten.

Het fietsen was goed gegaan en ik voelde me niet eens moe, maar dat thuiskomen is dan weer zó ellendig. Meteen weer een pilletje gepakt en de rest van de avond weer veel gehuild en gewoon niet weten wat ik met mezelf aan moest. Je zou bijna zeggen dat het gaat wennen, omdat het nog geen dag anders is geweest sinds Bas dood is.

Toch kon niemand die middag afleiding van me af pakken en heb ik – ondanks dat ik mijn iPhone praktisch uit had gezet – onderweg ook nog wel de nodige mooie foto’s gemaakt. Dat is bij mij iets wat altijd door gaat, ongeacht het weertype, ongeacht het ‘weertype’ in mijn hoofd. Ongeacht alles. Als ik iets moois zie, moet het op de foto.

Ondanks dat ik niet kan zeggen dat ‘t echt fijn was om te fietsen, merkte ik dat ik het gewoon echt nodig had om me even helemaal af te sluiten. Helaas bleek achteraf dat in elk geval m’n moeder zich nogal zorgen had gemaakt omdat ik totaal onbereikbaar was (dat was mijn doel ook juist), maar was was geen kwade opzet. Ik ging voor mijn gevoel kopje-onder en ik móest dit gewoon doen. Uit zelfbescherming.